Print from | |
|
Pressmap (nl)
Synopsis
1943. Nog nooit zijn ze in Frankrijk geweest, maar omdat het oorlog is, nemen Saïd, Abdelkader, Messaoud en Yassir, samen met 130.000 andere ‘inlanders’ dienst in het Franse leger om het ‘moederland’ te bevrijden van de nazi’s. Deze in de geschiedenisboeken vergeten helden boeken overwinningen in Italië, in de Provence en in de Vogezen en staan uiteindelijk in hun eentje in een dorp in de Elzas tegenover een heel Duits bataljon.
HET AFRIKAANSE LEGER
Oorspronkelijk was het Afrikaanse Leger de benaming van de expeditietroepen die onder leiding van generaal de Bourmont op 14 juni 1830 in Sidi Ferruch in het latere Algerije aan land gingen en Algiers innamen. De naam bleef in zwang voor de uit Frankrijk afkomstige of in Algerije gevormde eenheden die bijdroegen aan de verovering en later het herstel van de orde in Algerije. De eenheden bestonden uit ‘inlanders’ (ook uit Tunesië en Marokko), buitenlanders en Franse vrijwilligers, en werden aangevoerd door hoofdzakelijk Franse officieren en onderofficieren. Ze droegen uniformen die hen onderscheidden van de rest van het Franse leger, waar ze evenwel een integraal onderdeel van uitmaakten. Al gauw werden de troepen ook ingezet op andere strijdtonelen waar Frankrijk bij betrokken was: de Krim, Italië, China, Mexico en bij de Frans-Duitse oorlog (1870-1871). Daarna volgden koloniale oorlogen (Tonkin, Madagascar, Marokko enz.) en de Eerste Wereldoorlog.
De rol van het Afrikaanse Leger werd in de loop der jaren steeds belangrijker, vooral dankzij de gespecialiseerde eenheden: de Zouaven die in 1830 opgericht waren, de Chasseurs d’Afrique uit 1831, de Spahi’s uit 1834, de Tirailleurs Indigènes uit 1841. In Sénégal werd in 1854 door de Franse gouverneur Faidherbe het korps van de Tirailleurs Sénégalais in het leven geroepen.
Al deze uit Noord- en West-Afrikanen bestaande eenheden maakten deel uit van het 19de Franse leger, bijgenaamd het Afrikaanse Leger, dat als symbool een halvemaan had.
DE EERSTE WERELDOORLOG
Vanaf augustus 1914 worden de eenheden ook in Frankrijk zelf ingezet. Meer dan 930.000 niet-Europese soldaten, afkomstig uit 40 verschillende landen (ook Chinezen, Vietnamezen, Somaliërs enz.), vechten aan Franse zijde mee. Meer dan 70.000 van hen sneuvelen. Er vechten 290.000 Noord-Afrikaanse soldaten mee: 173.019 Algerijnen, 80.339 Tunesiërs, 40.398 Marokkanen. De Afrikaanse eenheden worden op alle fronten ingezet, in Frankrijk zelf, bij de Dardanellen (met een hoofdrol voor de Tirailleurs Sénégalais), op de Balkan en in Palestina. Aan het eind van de oorlog hebben 28.800 van hen het leven verloren en zijn er 7700 vermisten.
DE TWEEDE WERELDOORLOG
In 1940 wordt het Franse leger door Duitsland verslagen en worden 1.400.000 Franse soldaten als krijgsgevangene naar Duitsland gevoerd. 40.000 van hen zullen in krijgsgevangenschap overlijden. Het Franse leger bestaat niet meer. In juli 1940 beschikt het niet bezette deel van Frankrijk nog slechts over een legertje van ruim 7000 man. Maar in de loop van de daarop volgende maanden worden de manschappen aangevuld met soldaten uit de Franse koloniën in Afrika, Oceanië en Azië. Dankzij de koloniale steun kan het vrije Frankrijk gaandeweg een rol gaan spelen aan de zijde van de geallieerde troepen. Bij Bir Hakeim, in mei-juni 1942, levert de Eerste Brigade van de Vrije Franse Strijdkrachten, onder leiding van generaal Koenig, slag met het Afrikakorps. Het keerpunt komt wanneer de geallieerden in 1942 in Noord-Afrika landen. Pas dan, mede dankzij Amerikaans materieel, kan een echt Frans leger gevormd worden, onder leiding van generaal De Gaulle.
In de loop van de zomer van 1943 groeit het Franse leger tot zo’n 700.000 manschappen, afkomstig uit Noord- en West-Afrika, van de Vrije Franse Strijdkrachten, aangevuld met ontsnapte krijgsgevangenen en vrouwelijke vrijwilligers. Na slag te hebben geleverd in Tunesië, op Sicilië, het Italiaanse vasteland en op Corsica, landen de troepen in 1944 in Zuid-Frankrijk. In de geschiedenisboeken wordt de indruk gewekt dat de bevrijding van Frankrijk en van Europa uitsluitend te danken was aan de Geallieerden die in 1942 in Normandië landden, aan het binnenlandse verzet en aan de strijd aan het Oostfront. Daarmee wordt echter voorbijgegaan aan het niet minder belangrijke offensief vanuit het zuiden en vanuit Italië. De Duitsers werden op deze manier in de tang genomen. Ook aan de zuidelijke fronten, te beginnen met Noord-Afrika, zijn talloze slachtoffers gevallen. Bij veldslagen in Tunesië bijvoorbeeld zijn 9237 soldaten gesneuveld, waarvan 3620 Noord-Afrikanen, en 34.714 gewonden gevallen, waaronder 18.531 Noord-Afrikanen. Op 15 augustus 1944 arriveert het Eerste Franse Leger in de Provence, waar het eerst Toulon en dan Marseille bevrijdt. Volgen Lyon, Dijon, Belfort enz.
Het leger dat in Zuid-Frankrijk arriveerde bestond uit mannen en vrouwen afkomstig van vijf continenten. De zogenaamde ‘inlanders’ vochten zij aan zij met Fransen uit de koloniën en Fransen die uit het bezette Frankrijk ontsnapt waren. Bijna een op de twee soldaten kwam van het Afrikaanse continent. De infanterie, het onderdeel dat het zwaarst te lijden had, bestond grotendeels uit Noord-Afrikaanse en zwarte Afrikaanse soldaten.
DE LAATSTE TIRAILLEUR SÉNÉGALAIS
Ter gelegenheid van de 80ste herdenking van het einde van de Eerste Wereldoorlog besloot Jacques Chirac in 1998 alle nog in leven zijnde oudstrijders uit die oorlog te onderscheiden met het Légion d’honneur. De Franse ambassadeur in Senegal kreeg opdracht Abdoulaye N’Diaye, de 104-jarige laatste nog levende tirailleur sénégalais, de onderscheiding persoonlijk te overhandigen. Helaas overleed N’Diaye, net toen hij zijn boubou, het traditionele Senegalese gewaad, voor de plechtigheid aan het uitzoeken was. De man was voor het eerst gewond geraakt in België, in augustus 1914. Daarna had hij in 1915 meegevochten bij de slag om de Dardanellen en in 1916 bij de slag bij de Somme, waar hij een tweede keer gewond was geraakt: een kogel in het hoofd, gevolgd door vier maanden hospitaal. Het eind van de oorlog maakte hij mee bij Verdun, in 1918. Terug in Senegal ging hij weer als boer op het land werken. Pas in 1949 hoorde hij dat hij recht had op een oudstrijdersuitkering en een invaliditeitspensioen. De twee uitkeringen samen, die in 1961 toen Senegal onafhankelijk werd door de Franse regering bevroren waren, bedroegen op het moment van zijn dood het equivalent van 51,86 euro. Wel had hij van de Franse overheid een kortingskaart voor de spoorwegen gekregen. Helaas beschikte zijn Senegalese dorp niet eens over elektriciteit, en over slechts vier waterputten voor 1500 inwoners. De oudstrijder bezat niet meer dan een schamele hut, een stormlamp en een transistorradiootje. Zijn kleinzoon vertelde later dat opa heel graag eens naar Parijs had gewild, maar vreesde geen visum te krijgen.
DE BEVROREN PENSIOENEN VAN DE NIET-FRANSE VETERANEN
Begin jaren ’60 zijn of worden de meeste Franse koloniën onafhankelijk. De Franse regering besluit dan de uitkeringen en pensioenen voor niet-Franse oudstrijders te bevriezen op het niveau van 1959. Gaandeweg liggen de uitkeringen die Franse veteranen krijgen wel tien keer zo hoog als die van zwarte en Noord-Afrikaanse oudstrijders. In 1996 klaagt een voormalige Senegalese sergeant de Franse staat aan. In 2001 wordt hij postuum in het gelijk gesteld door de Franse Raad van State, die van oordeel is dat deze ongelijkheid in strijd is met artikel 14 van de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens. De Franse regering ziet zich nu genoodzaakt de uitkeringen aan ongeveer 80.000 oudstrijders uit de voormalige koloniën te herzien. Loslaten van de bevriezing en herziening met terugwerkende kracht gaat de staat zo’ n 1,85 miljard euro kosten. In 2003 neemt de regering Raffarin zich voor om de bevriezing deels los te laten en de indexering voortaan te baseren op de kosten van levensonderhoud in de landen waar de oudstrijders wonen. Op 13 augustus 2004 wordt bekendgemaakt dat een bedrag van 120 miljoen euro is vrijgemaakt om de uitkeringen en pensioenen deels aan te passen. In augustus 2004 eert Jacques Chirac de koloniale manschappen voor hun inzet door een aantal Afrikaanse leiders uit te nodigen op de viering van de 60ste herdenking van de landing van de geallieerde troepen in de Provence. Een twintigtal Afrikaanse veteranen krijgt een hoge onderscheiding. Maar de kwestie van de bevroren pensioenen en uitkeringen is nog steeds niet definitief geregeld…
INTERVIEW MET RACHID BOUCHAREB
Het scenario
Ik ben een kind van allochtone ouders, de immigratie heeft zodoende altijd een rol in m’n leven gespeeld. Een oom heeft in Indochina gevochten, onze familie heeft de Algerijnse vrijheidsstrijd meegemaakt, en een overgrootvader heeft zelfs in de Eerste Wereldoorlog aan Franse zijde meegevochten. Collega scenarioschrijver Olivier Lorelle en ik hebben meer dan een jaar research gepleegd, bij de militaire documentatiedienst, in bibliotheken. Maar bovenal hebben we gesproken met mannen die die tijd hebben meegemaakt. We zijn naar Bordeaux en Marseille geweest, maar ook naar Senegal, Marokko en Algerije. Luisterend naar hun verhalen besefte ik dat de film niet het verhaal van één man mocht worden. En het moest een speelfilm worden, geen documentaire. Vervolgens hebben we 2,5 jaar aan het scenario gewerkt, er hebben 25 versies de revue gepasseerd. Tijdens de research stuitte ik op een krantenartikel over een dorp in de Elzas waar een monument was opgericht ter nagedachtenis aan een honderdtal buitenlandse soldaten die ten koste van enorme verliezen het dorp hadden verdedigd. Op dat verhaal heb ik het scenario gebaseerd. Het is het verhaal van mannen die zichzelf opofferen voor de bevrijding van het vaderland.
De acteurs en hun personages
Vanaf het begin heb ik de acteurs bij mijn plannen betrokken. Toen het scenario er eenmaal was, heb ik het aan ze voorgelegd en zij waren de eersten die enthousiast reageerden. Sommige personages zijn gebaseerd op mannen die echt bestaan hebben (Yassir en Saïd). Anderen zijn een combinatie van meerdere personen. Abdelkader bijvoorbeeld is geïnspireerd op een man als Ben Bella, iemand die gevochten heeft in de Tweede Wereldoorlog, maar teleurgesteld is geraakt en nationalist wordt. Maar ik heb de personages niet tot in detail willen invullen. Dat is pas later gebeurd, in samenwerking met de acteurs.
De opnamen
Het filmen zelf was een combinatie van grootschalige actiescènes die een enorme logistiek vergden en kleine intieme scènes. We hebben ruim vier maanden nodig gehad om het scenario tot een storyboard te verwerken. De opnamen zelf hebben 18 weken geduurd en vonden plaats in het Marokkaanse Ouarzazate, in Agadir voor de bootscènes, in Beaucaire en Tarascon in Zuid-Frankrijk voor de bevrijdingsscènes, en in de Vogezen en bij de grens van de Elzas en Lotharingen. De scènes in de besneeuwde bergen die in de Vogezen spelen, zijn nota bene in Marokko gefilmd. Alleen al met het bouwen van het decor van het dorp in de Vogezen zijn 50 man vijf maanden bezig geweest. Uitgaande van de ruïnes van een gehucht hebben ze de huizen nagebouwd en daar een kerk en een paar cafés aan toegevoegd. De eerste keer dat Jamel, Samy, Roschdy en Sami hun kostuums pasten, was een emotioneel moment. De personages begonnen te leven, de film werd tastbaar. Een uniformjasje, een muts, een djellaba brachten de mannen tot leven. Het tweede emotionele moment was de eerste draaidag. Om organisatorische redenen moesten we beginnen met de scène waarin de soldaten op Sicilië in het gelid staan en Jamel Debbouze met een geweerkolf een klap in zijn buik krijgt. Dat was een keiharde confrontatie. We zaten ogenblikkelijk midden in de film. Het is een zware opnametijd geweest. Ik kneep ‘m af en toe flink, maar niemand mocht dat merken. Als je met 500 figuranten en een technische équipe van 220 man/vrouw werkt, mag je niet laten merken dat je twijfels hebt. Die twijfel liet ik pas ‘s avonds toe, wanneer ik alleen op mijn kamer was. Maar de samenwerking met de acteurs was fantastisch. Vrijwel iedere avond namen we met z’n allen de volgende scènes door, het verhaal achter het verhaal. Bij Indigènes heb ik voor het eerst met Jamel Debbouze samengewerkt. Hij is een heel nauwgezet acteur. Deze rol betekende veel voor hem en hij wilde absoluut goed presteren. Hij heeft dan ook keihard gewerkt. Wel liep hij af en toe te dollen om de sfeer te ontspannen en misschien ook om zichzelf gerust te stellen. Ik was aangenaam verrast door zijn serieuze kant, zijn kwetsbaarheid. Roschdy Zem ken ik al veel langer, hij is een acteur op wie je kunt bouwen. Het acteren lijkt hem makkelijk af te gaan, maar dat is slechts schijn. Hij werkt keihard, observeert voortdurend en verdiept zich altijd grondig in zijn personages. In tegenstelling tot veel collega’s gaat Sami Bouajila altijd heel geconcentreerd te werk en laat hij niets aan het toeval over. Hij werkt net zo lang aan zijn personage tot hij de rol tot in de kleinste details onder de knie heeft. Hij wérd werkelijk Abdelkader, net zo energiek, net zo integer, en met dezelfde manier van reageren. Sami speelde een belangrijke bindende rol binnen de groep, was altijd met iedereen begaan. Dan Samy Naceri: wat me zo aan hem fascineert is dat hij op de set weinig zegt en bijna nooit vragen stelt. Hij luistert vooral. Wanneer dan de camera gaat lopen, zit hij in één klap in zijn personage en heeft hij vaak aan één take genoeg. Hij gaat volledig instinctief te werk. Tijdens de scène waarin hij zijn gesneuvelde broer in zijn armen neemt, was de hele crew tot tranen toe geroerd.
Doorgaans hadden we maar weinig takes nodig, hooguit drie of vier. Iedereen stond op scherp. Hoewel de acteurs wel details aan hun personages mochten toevoegen, was ik geen voorstander van improviseren. Ik heb menig voorstel moeten afwijzen. Dat ging niet van harte, maar ik was ervan overtuigd dat we de lijn van het scenario moesten volgen. Eén keer hebben twee of drie acteurs zelf een stukje dialoog geschreven. Ik heb gezegd: Oké, jullie krijgen één take en we zien later bij de montage of we de scène erin houden. Helaas moest de scène later uit ritme-overwegingen sneuvelen. Maar ik was trots dat de jongens zo geweldig samenwerkten.
Emotionele verhalen
Tijdens het filmen plaats ik mezelf altijd in de rol van toeschouwer. Als ik niets voel tijdens een scène, zal de toeschouwer ook niets voelen. Dus moet de scène over. Zoiets is niet per se de schuld van de acteurs, het kan net zo goed aan het scenario liggen. En in dat laatste geval moet ik zelf met iets anders komen.
Ik was bijzonder onder de indruk van de inzet van de Marokkaanse soldaten die als figuranten meededen. Iedere dag weer gaven ze alles. Je ziet dat terug in de film. Ik aarzelde wel eens of ik ze bepaalde zware scènes moest laten spelen. Maar keer op keer toonden ze dezelfde inzet en betrokkenheid, puur omdat de film het verhaal van hun vaders en grootvaders vertelt, het verhaal van hun band met Frankrijk. De een bracht foto’s mee van z’nvader die in de Tweede Wereldoorlog aan Franse zijde gevochten had. De ander had nog de brieven die zijn vader aan de Franse regering gestuurd had en waarop hij nooit antwoord gekregen had.
Die betrokkenheid ervoeren we ook in Frankrijk. Mensen reisden soms tientallen kilometers om ons foto’s te laten zien, om te vertellen over de mannen die hen bevrijd hadden. Het onderwerp leefde enorm. De tijd was duidelijk rijp: dit verhaal moest verteld worden, het gangbare beeld moest bijgesteld worden. Het verhaal van de immigranten begint niet pas in de jaren ’60 toen Afrikanen en Noord-Afrikanen niet meer waren dan straatvegers. Lang voor die tijd waren ze al eens ingehaald als helden, als bevrijders. En ondanks de latere arrogante houding van Frankrijk, het niet uitbetalen van pensioenen en uitkeringen voelen de nog in leven zijnde bevrijders van het Frankrijk van toen geen enkele rancune, geen enkele haat. Als ze het weer moesten doen, deden ze het weer.
Filmografie Rachid Bouchareb
2006 INDIGÈNES
Officiële Selectie Cannes 2006
2001 LITTLE SENEGAL
Officiële Selectie Filmfestival Berlijn
Grote Prijs van Milaan
Speciale Juryprijs en OCIC-prijs in Tróia, Portugal
Grote Juryprijs in Florence
Bayard d’Or voor Beste Acteur in Namen
Bayard d’Or voor Beste Artistieke Bijdrage in Namen
ACCT-prijs in Namen
Beste Film en Prijs voor de Beste Acteur voor Sotigui Kouyate
op het Mittlemeer Film festival
Fipresci Juryprijs in Valladolid
Speciale Vermelding van de jury in Beiroet
Jeugdprijs in Tübingen
1994 POUSSIÈRES DE VIE
Oscarnominatie voor Beste Buitenlandse Film in 1996
Officiële Competitie in Montréal
Geselecteerd voor Telluride (USA)
Beste Film in Fort Lauderdale (USA)
Genomineerd voor Beste Buitenlandse Film bij de Golden Globes in 1995
Youth In Film: Eervolle Vermelding
Geselecteerd voor San Francisco in 1995
1991 CHEB
CICAE-prijs in Berlijn
Perspectives du Cinéma Français-prijs in Cannes
Procirep-prijs in Cannes
Prix de la Jeunesse in Cannes
Publieksprijs in Cannes
Bronzen Luipaard in Locarno
Bayards d’Or, waaronder die voor Beste Actrice in Namen
Beste Muziek in Gent
Oscarnominatie voor Beste Buitenlandse Film 1992
1985 BATON ROUGE
Beste Film in Amiens
Publieksprijs Rego Park
INTERVIEW MET JAMEL DEBBOUZE (SAID)
Toen Rachid Bouchareb me voor het eerst over zijn filmplannen vertelde, trok hij een parallel tussen wat wij beiden doen. Ook al oefenen we niet hetzelfde beroep uit, we maken ons allebei hard voor het terugdringen van vooroordelen. Rachid vond de tijd rijp om deze film te maken. Ook vertrouwde hij me toe dat de productie in zijn ogen vijf jaar eerder nog niet levensvatbaar was geweest, omdat hij toen nog niet genoeg verschillende acteurs had kunnen vinden om het verhaal te vertellen zoals hij dat voor ogen had. Zelf wist ik weinig van de rol van de ‘inlanders’ in de Tweede Wereldoorlog. Die periode was altijd in nevelen gehuld voor latere generaties. Rachid heeft me eens een getuigschrift van het Franse ministerie van Defensie laten zien, waarin stond dat mijn opa, Saïd Debbouze, in het 7de bataljon van het 2de regiment gediend had. Thuis werd daar eigenlijk niet over gepraat, hooguit af en toe door mijn moeder en mijn oma, die niet meer wist dan dat haar man huis en haard verlaten had om elders te gaan vechten. Ik was aangenaam verrast toen ik constateerde dat alles waarin ik geloofd had ook waar was. En de wetenschap dat mijn opa voor Frankrijk gevochten had, versterkte het gevoel dat ik altijd al gehad had: Frankrijk is mijn land, ik ben een kind van dit land. Ik voel me hier thuis, ook al weet ik dat mijn wortels elders liggen en ook al behandelen sommige mensen mij als een buitenlander. Het gekke is dat ik in Marokko door de mensen daar ook als buitenlander gezien wordt… Maar na het zien van de film zullen met name ook veel jongeren van mijn generatie weten dat Frankrijk hun vaderland is en dat hun toekomst daar ligt.
Rachid wist dat het niet eenvoudig zou worden om de financiering van zo’n grote productie rond te krijgen en vroeg mij om coproducent te worden. Ik heb niet alleen zelf geld in de film gestopt, maar heb ook meegeholpen om financiers te vinden. We hebben met succes bij zowel de Franse als de Marokkaanse overheid aangeklopt. Het was de eerste keer dat ik bij de productie van een film betrokken was, en ik heb dingen voor elkaar gekregen die ik voorheen niet voor mogelijk had gehouden.
Op zich staat het personage van Saïd tamelijk ver van me af. Maar ik heb me hem langzaam eigengemaakt. Anders dan ik is Saïd tamelijk introvert. Wat we wel gemeen hebben, is dat onze moeders een belangrijke rol in ons leven spelen. Als mijn moeder niet zo’n rotsvast vertrouwen in mij had gehad, had ik nooit bereikt wat ik nu bereikt heb. Zijn moeder daarentegen was overbezorgd, op het verstikkende af. Dat was voor hem een van de redenen om dienst te nemen, om elders te gaan kijken, om van de vrijheid te proeven. Saïd heeft een kwetsbaarheid waarvan ik dacht dat ik die door alle succes was kwijtgeraakt. Maar al gauw ontdekte ik dat dat niet zo was. Ik heb nog steeds iets in me van een geitenhoeder. Hoe meer Rachid me vroeg in de huid van Saïd te kruipen, hoe meer ik ontdekte dat we op elkaar lijken. Dat was al meteen duidelijk in de eerste scène, waarin ik met een geweerkolf een klap in m’n buik krijg. Mijn personage is het kwetsbaarst van allemaal. In het begin wordt hij door de anderen gepest, maar gaandeweg zal hij hun respect afdwingen. Ook de verstandhouding met sergeant Martinez dwingt hem om zelf keuzes te maken. De sergeant is een soort vader voor hem. En hoewel Saïd de kwetsbaarste en naïefste van de jongens is, is hij ook de meest vrije van het stel. Hij maakt het makkelijkste contact met andere mensen.
We hadden de film en onze rollen zo grondig voorbereid, dat alles op z’n plek viel toen we eenmaal onze kostuums aan hadden. Niemand had dezelfde manier van voorbereiden, van concentreren, maar zodra Rachid ‘action’ zei, ging alles vanzelf. Stuk voor stuk stelden we ons in dienst van dit aangrijpende verhaal en van een regisseur die precies wist wat hij wilde. Indigènes is een even spectaculaire als menselijke film. Dankzij de film zullen in Frankrijk veel voormalige immigranten en hun kinderen hun waardigheid hervinden en beseffen dat Frankrijk hun land is, het land is waar ze thuishoren.
Filmografie van Jamel Debbouze
2006 INDIGÈNES van Rachid Bouchareb
2005 ANGEL-A van Luc Besson
2004 SHE HATE ME van Spike Lee
2000 ASTÉRIX ET OBÉLIX, MISSION CLÉÔPATRE van Alain Chabat
LE FABULEUX DESTIN D’AMÉLIE POULAIN van Jean-Pierre Jeunet
Genomineerd voor de César voor Beste Mannelijke Bijrol in 2002
DINOSAUR (tekenfilm, stem van Zini)
1998 LE CIEL, LES OISEAUX ET... TA MÈRE! van Djamel Bensalah
ZONZON van Laurent Bouhnik